Dat gaat er in als Groninger koek

2019 / 22 januari : TekstHeks

Groningen is een mooie en gezellige stad, maar heeft als nadeel dat het zo ver naar het noorden ligt. Daardoor ligt de temperatuur een flink aantal graden lager dan in de rest van het land. Bij mijn aankomst ging de stad bovendien gehuld in een dichte bewolking, waardoor het bijna avond leek. Uit deze bewolking daalde een gestaag vallende motregen omlaag.

Enigszins gelaten, zoals iemand zich voelt die bij het reisbureau te horen heeft gekregen dat het vliegtuig naar Ibiza al vol zit maar dat er nog wel plaats is op de vlucht naar Edinburg, trok ik een dikke trui en mijn regenjas uit mijn rugzak en voegde me bij de menigte mensen die zich door de motregen heen richting binnenstad begaf.

De belangrijkste attractie van Groningen, het beklimmen van de Martinitoren met als hoogtepunt een weids uitzicht over de stad en de omstreken, kon ik vandaag wel vergeten, aangezien de bovenste helft van de toren geheel in de bewolking schuil ging. Het haantje had natte voeten, en de koster waarschijnlijk ook.

Mensen die in een bar klimaat leven brengen gewoonlijk veel tijd binnenshuis door, wat kan bijdragen tot het ontwikkelen van interessante hobby’s. Blijkbaar hadden de Groningers zich vanwege het slechte weer massaal gestort op de kookkunst, want Groningen was uitgeroepen tot culinaire hoofdstad van 2011. Op het marktplein dromden grote menigten zich samen rondom de kraampjes waar allerlei lekkernijen te proeven waren, van echte Groninger koek met krenten en verse stroopwafels tot Groninger metworst en huisgemaakte paddenstoelenpaté. Die koek is best lekker, en lijkt nog het meest op de Hollandse variant: ontbijtkoek. Een culinair hoogstandje is het niet echt maar wel goed eetbaar, zelfs voor een verwende toerist zoals ik. Maar hoe iemand uit zijn dak kan gaan voor een droge metworst is voor mij nog altijd een onopgelost raadsel.

Af en toe, als de regenvlagen al te hevig tot onder de afdakjes waaiden of een plotselinge windvlaag het op de afdakjes opgespaarde regenwater in één klap naar beneden deed storten, stoof een groepje bezoekers uiteen onder het slaken van verschrikte kreten. Maar dan dromden ze alweer samen onder een ander afdakje, bij de volgende proeverij van lekkernijen.

Omdat ik het in de rij staan bij de kraampjes al snel beu was besloot ik mij opnieuw in de regen te wagen en een stukje van de stad te gaan verkennen. De anders zo mooie binnenstad deed met dit weer naargeestig aan, de buitenwijken niet minder. Maar hoe verder ik mij van de binnenstad verwijderde, hoe lichter de lucht leek te worden, totdat uiteindelijk, terwijl ik de stadsgrenzen bereikte, de regen stopte en de zon doorbrak. Halleluja! Ik was al bijna vergeten hoe de zon er uitzag!

Toen ik achterom keek zag ik de grote dikke wolken nog boven de stad hangen. De stad zelf was bijna niet meer te zien; dikke mistsluiers verborgen de huizen, geluiden drongen nauwelijks door naar buiten. Ik besloot er voorlopig niet terug te keren en vervolgde mijn wandeling. Naarmate ik me verder van Groningen verwijderde ging de zon steeds uitbundiger schijnen. Mijn regenjas had ik al uitgetrokken, nu kon ook mijn dikke trui uit evenals mijn wollen sokken en mijn handschoenen. Ik propte alles zo goed en zo kwaad als het ging in mijn rugzak en vervolgde mijn weg.

Alhoewel hier geen regen leek te zijn gevallen groeiden de planten langs de weg overdadig en groen en stonden volop in bloei. Langs de wegkant groeide gras dat steeds hoger werd naarmate ik verder liep, en al snel kwamen de grashalmen boven mijn hoofd uit. Ook de bloemen aan de planten leken steeds groter te worden, en hadden de meest uiteenlopende kleuren, van donker bordeauxrood tot fel turquoise, en zeer weelderige, naar buiten krullende bloembladen.

Ondertussen ging de zon steeds feller schijnen en brandde genadeloos op mijn onbedekte hoofd. Ik besloot een van de bijzondere bloemen te plukken om die als hoed te gebruiken, en koos een fraai lichtgroen exemplaar met een diameter als een watermeloen. Het leek nog het meest op een tuba. De kelk zou in ieder geval op mijn hoofd passen en mij enige bescherming kunnen geven tegen de brandende zon. Dat was makkelijker gezegd dan gedaan: de bloem zat aan een stengel zo dik als een bezemsteel en er was geen beweging in de bloem te krijgen, laat staan dat ik de stengel zou kunnen breken. Wat nu?

Ik stond intussen dicht genoeg bij de bloem om deze goed te kunnen bekijken en de volledige schoonheid ervan drong nu pas tot mij door. De bloembladeren waren zeer fraai gevormd en de kleur was van een heel bijzonder groen, in verschillende tinten, lichter aan de buitenste randen en steeds donkerder naar binnen toe. Ook waren de bloembladen geaderd, alsof iemand met een fijn penseel lijntjes had getekend, vormen of letters die een mens niet kon lezen maar die voor insecten misschien wel bijzondere betekenis hadden. Ik boog me naar voren om de lijntjes beter te kunnen zien en toen vielen me de meeldraden in het binnenste van de bloem op. Ze waren net zo groen als de bloem zelf en daardoor bijna onzichtbaar. Alleen als je erg dichtbij stond, zoals ik nu deed, kon je de vorm onderscheiden. En die vorm was nogal ongebruikelijk. Gewoonlijk zien meeldraden er van dichtbij uit als een soort kussentjes op een steeltje, maar deze hadden aan elk kussentje nog een paar uitsteeksels, die zachtjes leken te bewegen als op een onzichtbare wind. Ik boog me nog iets verder naar het binnenste van de bloem toe om het beter te kunnen zien. Het leken wel handen ...

Op dat moment schoten de meeldraden ineens uit de bloem naar buiten, en voor ik goed en wel besefte wat er gebeurde voelde ik hoe zachte handen mij vastpakten en naar binnen trokken, de bloem in. Toen werd alles donker en vochtig en verloor ik het bewustzijn.

Toen ik weer ontwaakte lag ik op mijn zij op een harde ondergrond van keien. Naast mij lag een grote stapel afgesneden stelen en ander bloemenafval. Toen ik mijn benen probeerde te bewegen stootte ik tegen iets van metaal, een tafelpoot leek het wel. Vaag ontwaarde ik het geroezemoes van mensenstemmen en ik begreep dat ik achter de marktkraam van een bloemenverkoper lag. In de verte hoorde ik een kerkklok slaan. De Martinitoren. Zachtjes daalde de motregen op mij neer.

DETLEVSKI